Versoepeling van de regel van loyaliteit van het bewijs
Is bewijs dat op oneerlijke wijze is verkregen toelaatbaar in de rechtszaal? Kan een werkgever een opname van een gesprek zonder medeweten van de werknemer of een privébericht op Facebook als bewijs gebruiken?
In een belangrijk arrest uit 2011 (Ass. plén., 7 januari 2011, nr. 09-14.316) oordeelde de voltallige zitting van het Hof van Cassatie, met het oog op het waarborgen van de ethiek van het gerechtelijk debat, dat wanneer bewijsmateriaal op oneerlijke wijze is verkregen (bijvoorbeeld buiten medeweten van de persoon, als gevolg van een manoeuvre of list), de rechter de plicht heeft om dit bewijsmateriaal uit te sluiten van de procedure.
- Verandering van de rechtspraak door een arrest van 22 december 2023 (beroepen nrs. 20-20.648 en 21-11.330)
In een langverwachte uitspraak aanvaardt het Hof van Cassatie nu dat een partij oneerlijk of onrechtmatig verkregen bewijs wél mag gebruiken, op voorwaarde dat het essentieel is voor de uitoefening van de rechten van die partij.
Deze uitspraak betekent een verandering van de jurisprudentie en sluit aan bij de jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens, volgens welke rechtbanken een rechtzoekende niet de mogelijkheid mogen ontnemen om zijn of haar rechten te bewijzen wanneer het enige beschikbare bewijs een schending van de rechten van de tegenpartij oplevert. Onwettig of illegaal bewijs moet dus niet noodzakelijkerwijs en systematisch van de procedure worden uitgesloten. Het is aan de rechter om (i) te bepalen of het bewijsmateriaal noodzakelijk is voor de uitoefening van het recht op bewijslevering, en vervolgens (ii) een afweging te maken tussen de betrokken rechten (d.w.z. het recht op bewijslevering versus andere rechten, zoals respect voor de persoonlijke levenssfeer, correspondentie of de bescherming van persoonsgegevens, bijvoorbeeld).
Het Hof van Cassatie heeft deze methode toegepast op twee zaken, met verschillende resultaten:
Geheime opname van een gesprek van een werknemer toelaatbaar als reden voor ontslag
In de eerste zaak had een werknemer opmerkingen gemaakt die voor de werkgever aanleiding waren om hem te schorsen en vervolgens te ontslaan. Het enige bewijs van de werkgever was een geheime opname van hun gesprek. Het Hof van Beroep in Orléans oordeelde dat dit bewijs ontoelaatbaar was, omdat de opname in het geheim was gemaakt. Aangezien er geen ander bewijs was om het wangedrag van de werknemer aan te tonen, werd het ontslag op staande voet onterecht verklaard.
Het Hof van Cassatie vernietigde deze uitspraak en erkende het recht van de werkgever om oneerlijk verkregen bewijs te gebruiken, op voorwaarde dat dergelijk bewijs noodzakelijk is voor de strikte verdediging van zijn rechten.
In tegenstelling tot een privé Facebook-bericht dat is verzonden vanaf de werkcomputer van de werknemer
In de tweede zaak had een werknemer berichten uitgewisseld met een collega op zijn privé Facebook-account, dat hij onzorgvuldig had opengelaten op zijn werkcomputer. In dit bericht impliceerde hij in onflatteuze bewoordingen dat de promotie van een collega te wijten was aan de seksuele geaardheid van deze collega en zijn manager, en hij werd om die reden op staande voet ontslagen.
Het Hof van Beroep oordeelde dat het ontslag ongegrond was omdat het geleverde bewijs oneerlijk en onrechtmatig was en de vertrouwelijkheid van correspondentie schond.
Het Hof van Cassatie sanctioneerde de werkgever ook, en oordeelde dat de opmerkingen een privékarakter hadden, niet bedoeld waren om openbaar te worden gemaakt en geen schending van een contractuele verplichting vormden. Tegelijkertijd herhaalde het Hof zijn vaste jurisprudentie dat zaken die verband houden met het privéleven geen basis kunnen vormen voor een sanctie, tenzij ze een schending van een contractuele verplichting opleveren.
Concluderend kan worden gesteld dat de beslissing van het Hof van Cassatie een keerpunt vormt in de Franse jurisprudentie over de toelaatbaarheid van bewijs in het burgerlijk recht. De onwettigheid van bewijsmateriaal leidt er niet langer noodzakelijkerwijs toe dat het wordt uitgesloten van de procedure. Het resultaat van een proces wordt nu meer dan ooit subjectief beoordeeld door de rechters, die bewijs al dan niet aanvaarden afhankelijk van de omstandigheden van de zaak en de rechten die in het geding zijn. De gestelde grenzen blijven echter subjectief en dus variabel. Het valt nog te bezien hoe deze beslissing zal worden geïnterpreteerd en toegepast in toekomstige rechtszaken.